In de eerste afdeling van dit boek roept Ramdas zijn eigen jeugd in Suriname tot leven. In ontroerende details verhaalt hij van zijn voorouders, die uit India naar Suriname kwamen, van zijn eigen vertrek uit Suriname en zijn met raadsels omgeven aankomst. In het tweede deel beschrijft hij het Nederland dat hij aantrof: het nationale gevoel, de burgerlijkheid en het antiracisme. Deel drie bevat portretten van mensen, vaak allochtonen, die óf omkijken in nostalgie, óf een nieuwe toekomst voor zichzelf scheppen, soms in de vorm van een luchtkasteel. In afdeling vier gaat het over de liefde, seksualiteit en romantiek, en dan vooral: de aantrekkingskracht tussen zwart en blank. Is de liefde niet de lakmoesproef voor de 'multiculturele samenleving'? En het boek eindigt in deel vijf weer buiten de grenzen van Europa: Ramdas op reis in Afrika en India.
Wat alle stukken, journalistiek, essayerend of verhalend, gemeen hebben is Ramdas' liefde voor de mensen die hij beschrijft, het land dat hij bezoekt, het onderwerp dat hij ter hand neemt.