Het is 1928. Een onbekende jonge schrijver huurt een huisje in Urakasu, een vissersstadje dat qua afstand niet ver van Tokio ligt, maar waar hij zich bijna op een andere planeet waant. Daar koopt hij een wrakkig bootje waarmee hij de omgeving verkent, en tegelijkertijd de bevolking van het stadje leert kennen. Zo komt hij meer aan de weet over ‘emmergekken’, filosofische vissers, ondernemende schooljongens, eenden, krabben en strandkastanjes, in een werk dat qua humor en stille tragiek ongeëvenaard is. De prachtige portretten die Yamamoto schetst doen evenzeer aan Antoon Coolens Dorp aan de rivier denken, als in sfeer en lichte toon aan een stilistisch geserreerdere Haruki Murakami.
Dit is de eerste keer dat dit boek in vertaling verschijnt.