Thuis nemen de spanningen toe. De ruzies met Lousje ontsporen. Voskuil voelt zich een hond die telkens in zijn hok wordt getrapt als hij daar voorzichtig uit probeert te kruipen. In deze ellende, op de bodem van zijn leven, ziet hij de zin van zijn dagboek niet meer. Van eind 1977 tot begin 1980 schrijft hij geen letter meer, om uiteindelijk de pen toch weer op te nemen. Want een leven zonder schrijven is voor hem nog verschrikkelijker dan geboekstaafde rotzooi. ‘Schrijven, dat is het, een kleine wereld, geheel voor jezelf.’