Zbečnov, 1935. Het leven in het grensstadje in de bergen van Oost-Bohemen gaat zijn gang. Iedereen houdt zich bezig met zijn eigen zaken: Josef Simon runt de Zilveren Duif, de herberg en stamkroeg van een bonte clientèle, zijn enigmatische vrouw verlangt naar haar geboorteplaats en hun twee puberkinderen Eliška en Kamil worstelen met de beperkingen van hun leeftijd.
Maar alles verandert door een reeks onverklaarbare branden. Wie in hemelsnaam is die brandstichter? Iedere dag weer klinkt deze vraag in de Zilveren Duif. De branden wekken bij de bewoners in toenemende mate argwaan op en halen verdrongen emoties naar boven. In een steeds grimmiger sfeer blijkt het gezegde ‘kleine stad, grote hel’ volledig waarheid te worden.