Iñe-e is nog maar een jong meisje wanneer ze op een dag spoorloos is verdwenen. In de dichte jungle wordt uren naar haar gezocht en aan het eind van de dag wordt ze gevonden: ze zit langs de rivier, met naast haar een grote jaguar. Niemand begrijpt hoe het mogelijk is dat het gevaarlijke dier haar niet aanvalt.
Zoöloog Von Spix en botanicus Martius reizen naar Brazilië om de flora en fauna van het nog onontdekte binnenland in kaart te brengen. Ruim drie jaar later keren de onderzoekers terug naar Europa; ze nemen niet alleen planten en dieren mee, maar ook twee inheemse kinderen: Juri en Iñe-e. Eenmaal in München worden Iñe-e en Juri aan de universiteit bestudeerd en vol trots voorgesteld aan het hof van koning Maximiliaan Jozef I.
Josefa woont in het moderne Rio de Janeiro en net als veel andere Brazilianen heeft ook Josefa inheemse voorouders. In een museum ontdekt ze op een dag het verhaal van twee ontvoerde kinderen; ze voelt een verbinding en start een zoektocht naar deze geschiedenis, die ook een zoektocht is naar haar eigen identiteit.