'In de nacht van 24 mei van het jaar 1810 betrad mijn vriend Baltasar Bustos in het geheim de slaapkamer van de markiezin van Geitebok, de echtgenote van de president van het Gerechtshof van het Onder-koninkrijk van de Río de la Plata, ontvoerde de pasgeboren zoon van de presidentsvrouw en legde in zijn plaats een zwart kind in de wieg, de zoon van een afgeranselde prostituée uit de haven van Buenos Aires.' Zo begint De campagne, de nieuwe grote roman van de Mexicaan Carlos Fuentes (1928), van wie bij Meulenhoff eerder de romans De dood van Artemio Cruz en De oude gringo en het erotische griezelverhaal Aura verschenen.
De campagne is een epische en tegelijkertijd romantische kroniek over een uiterst avontuurlijke episode uit het begin van de Spaans-Amerikaanse onafhankelijkheidsstrijd. Baltasar Bustos, bezield door de ideeën van Voltaire, Diderot en Rousseau, en gedreven door zijn passie voor de beeldschone markiezin van wie hij tijdens de ontvoering slechts een glimp opving, besluit om de revolutie tegen de Spaanse Kroon tot de zijne te maken. Zijn carrière als revolutionair voert hem van Buenos Aires naar de toppen van de Andes en de exotische bordelen in Santiago in Chili, en uiteindelijk naar Mexico, alwaar hij door toedoen van een vermaarde maar verdoemde priester met beide benen op de aardse grond belandt.
In deze sprankelende roman, de eerste van een beoogd drieluik, schildert Fuentes Spaans-Amerika als een paradoxale wereld die, in een eeuw die nog steeds een eeuw van Verlichting is, maar van één oplossing wil weten: vrijheid voor allen. Maar de inheemsen en mestiezen worden daarbij uitgesloten, terwijl zij het zijn die de veelkleurig en ware pluraliteit van dit continent uitmaken.