Alda, lerares, vrijgezel en midden dertig, houdt het hoofd koel en laat zich beminnen zolang het haar zint. Tot ze verliefd wordt op een gehuwde collega. Haar minnaar maakt echter na amper honderd dagen een eind aan hun verhouding. Voor Alda stort de wereld in en de verloren geliefde wordt een obsessie die haar de rest van haar korte leven blijft achtervolgen. De dief van de tijd is geen loodzware, tragische liefdesroman, maar lijkt een lang bitterzoet gedicht, gekruid met haast aan speelsheid grenzende ironie.