1938. Tijdens een mooie zomer aan de zuidkust van Engeland steelt een vrouw een kinderwagen, mét baby. Ze noemt het kind Albert. Ze is goed voorbereid, ze heeft een boek over babyverzorging en de nodige luiers en potjes eten. Van een afstandje ziet ze de ouders van Albert eraan onderdoor gaan. Ze zweeft tussen adoratie voor het kind en irritatie, want nu kan ze niet meer naar de bioscoop, haar lievelingshobby. En dan wordt Albert ziek.
Donovan laat zijn hoofdpersoon wankelen op de grens van herkenbare emotie en waanzin, uiterst kwetsbaar en dreigend tegelijkertijd. Een beklemmende psychologische roman over wat eenzaamheid met iemand kan doen.