1920. Drie temperamentvolle, beeldschone jonge vrouwen willen uitvliegen, dartelen en liefhebben. Boerendochter Madeleine wordt uitgehuwelijkt en moet haar grote liefde verlaten voor een wrede echtgenoot. De zevenjarige Tine verliest haar moeder, en de zorg voor haar broer, vader en hun armzalige boerderij valt op haar frêle schouders. Juliet vlucht weg van haar zuipende, promiscue moeder en wordt dienstmeisje bij een Joods gezin. Zwanger van de heer des huizes wordt ze als ‘een gevallen vrouw’ op straat gezet. Hun paden kruisen, en er ontstaat een hechte vriendschap. Samen strijden ze op leven en dood tegen een liefdeloos, hard bestaan – hoe ontsnap je aan een schraal en zielloos leven?