De droom (1888) is de zestiende roman in de Rougon-Macquart-cyclus. Het boek vertelt het verhaal van een weesmeisje dat verliefd wordt op een edelman. Het meisje, Angélique Marie, is geadopteerd door de Huberts, twee getrouwde kleermakers. De Huberts kunnen geen kinderen krijgen, zij denken dat dat komt door de vloek die de moeder van Mme Hubert op haar sterfbed uitsprak. In deze erbarmelijke omstandigheden droomt Angélique ervan om door een prins gered te worden, zoals ook de maagden, over wie ze in middeleeuwse heiligenlevens leest, uiteindelijk worden gered en bruid worden van Jezus.