Kenmerkend voor het Rotterdam van de eenentwintigste eeuw is het fenomeen ‘superdiversiteit’. Hiermee wordt bedoeld dat de stad zo divers is geworden dat men eigenlijk niet meer over minderheden en meerderheden kan spreken. Dit nieuwe gezicht van de stad komt bijvoorbeeld tot leven op de West-Kruiskade met een gevarieerd aanbod aan winkels en eetgelegenheden. Ook is er een creatieve urbane cultuur opgekomen, los van de gevestigde culturele instellingen.
Naast dit verhaal over de superdiverse stad, is er het verhaal van migratie en integratie in het politieke strijdperk. Beleidskeuzes wisselen naargelang de tijdgeest en de politieke kleur van het stadsbestuur – nu eens zijn ze streng en normatief, dan weer meer ontspannen. Zo kan de oprichting van een moskee of een islamitische school een steen des aanstoots zijn, maar ook een middel tot integratie. Het debat maakt één ding onomstotelijk duidelijk: Rotterdam ontleent zijn identiteit aan migratie.