In een mengeling van fictie en historische feiten laat Pierre Michon, met het ongekende beeldende vermogen dat hem eigen is, de personages van dit revolutionaire groepsportret herrijzen: de elf leden van het Comité Billaud, Carnot, de twee Prieurs, Couthon, Robespierre, Collot, Barère, Lindet, Saint-Just, Saint-André maar ook en vooral de geniale François-Élie Corentin, de Tiepolo van de Terreur, die zich ontwikkelt van vertroeteld moederskind tot cynische oude krokodil, van zorgeloze leerling van de barokke Tiepolo tot Franse evenknie van de sombere late Goya.
In zijn virtuoze evocatie van de meesters en knechten van het Ancien Régime maakt Michon in De elf de voortekenen van de Franse Revolutie voelbaar. Maar ook die revolutie zelf, met haar vervlechting van heldendom en cynisme, edelmoedigheid en machtswellust, brengt hij ongewoon indringend tot leven.