In de zomer van 1951 ging de achttienjarige blonde Lily, studente aan het Utrechts Conservatorium naar haar geliefde adellijke Amir op Java om daar een bestaan op te bouwen. Al snel nam de anti-westerse retoriek van Soekarno steeds grotere vormen aan. Nederlandse bedrijven en fabrieken werden genationaliseerd. Europeanen werden bedreigd. Eind 1957 kwam er een exodus op gang van de laatste tienduizenden Hollanders. Daarna was er bijna geen blanke meer op Java te bekennen. De Nederlandse consulaten werden gesloten.
Lily, ze had inmiddels drie kinderen, raakte geïsoleerd in een villawijk in Bandung. Haar wispelturige echtgenoot Amir werkte voor de INTEL, Indonesische geheime dienst en was gecharmeerd van de kosmopolitische Soekarno. Na de mislukte linkse coup van 1965 sloot zijn zoon Guntur zich aan bij het fanatieke anticommunistische scholieren- en studentenleger dat mede de val van Soekarno veroorzaakte en het Suharto-regime aan de macht bracht. Amir werd op een zijspoor gezet. Lily werd korte tijd opgenomen in een psychiatrische kliniek. Het huwelijk liep op de klippen. Guntur raakte aan lager wal en kwam terecht in een stadskampong in de luidruchtige en krankzinnige metropool Jakarta. Een intellectuele outcast in de tropen met een weemoedige glimlach.
Lily¿s beeldschone kleindochter Lativa ¿de engel van Kebayoran¿ trouwt met de zoon van een invloedrijke minister uit het Suharto-regime. Een belangrijk deel van de politieke elite was bij deze bruiloft aanwezig. President Suharto was samen met zijn vice-president Sudharmono getuige bij dit huwelijk. Het bruidspaar behoorde tot de high-society in Jakarta. De engel van Kebayoran gaat over familie en liefde, verlies en angst in het turbulente postkoloniale Indonesië.