Een opmerking van zijn bijna volwassen zoon over het bestaan van God, zet de schrijver aan het denken over zijn verleden en het verleden van zijn ouders. In de deels autobiografische roman De erfenis van Adriaan onderzoekt Lock aan de hand van zijn alter ego Laurens hoe zijn ouders halverwege de jaren vijftig samen met vijf andere echtparen een verbond aangingen met God en met elkaar: een verbond van onvoorwaardelijke trouw. Het groepje pioniers groeit uit tot een Pinkstergemeente van honderden broeders en zusters die al hun tijd, geld, liefde en trouw erin investeren. Laurens, het jongste kind van de verbondsgezinnen, doet dat ook. Hoewel hij doorlopend overweegt om de cocon van hun kerk te verlaten, weegt de verantwoordelijkheid voor het geestelijk erfgoed van zijn familie toch te zwaar. Dan, onverwacht, wordt de mythische illusie van het verbond bruut doorbroken.
Johan Lock maakt ons deelgenoot van een groep mensen die zich zonder voorbehoud terugtrekken binnen de grenzen van hun overtuiging en alleen zelf niet in de gaten hebben dat ze op een catastrofe afstevenen. Het boek stelt actuele vragen over groepsvorming en isolement, verbondenheid en sociale controle.