Na de geboorte van haar vierde kind vullen eindeloze lijsten vol taken de dagen van een jonge schrijfster. Terwijl ze worstelt met dat repetitieve bestaan, dringt zich een stem uit het verleden op: die van de achttiende-eeuwse dichteres Eibhlín Dubh Ní Chonaill. Het gedicht dat zij schreef na de moord op haar echtgenoot wordt beschouwd als een van de belangrijkste in de Ierse literatuur.
Doireann Ní Ghríofa verweeft knap twee vrouwenlevens: dat van een Ierse edelvrouw die al knielend een handvol bloed van het levenloze lichaam van haar man drinkt, en dat van een jonge vrouw die zich, tussen het stofzuigen en kolven door, de ambitieuze taak stelt het gedicht van haar voorgangster te vertalen. Gaandeweg transformeert de schrijfster steeds meer in een detective die een historisch vrouwenleven probeert te reconstrueren.
Een geest in de keel is een dialoog tussen twee vrouwen die de eeuwen overstijgt, een verhaal dat tegelijk nieuw en vertrouwd is, universeel en intiem, in een verslavend ritmische stijl.