De avond van de zevende november geselen storm en regen het haven-plaatsje Concarneau. Het stadje lijkt uitgestorven want niemand waagt zich met dit noodweer nog op straat. Alleen de drie ramen van het Hotel de l'Amiral zijn om elf uur nog verlicht. Even gaat de deur van het hotel open en doemt er een man op, die duidelijk eens fijn de bloemetjes heeft buiten gezet. Met veel moeite probeert de man vooruit te komen maar plotseling wankelt hij en valt languit op het trottoir. Een gele hond duikt uit het duister op en besnuffelt de man. Als een douanebeambte de man vindt, sijpelt een straaltje bloed uit een klein gaatje in zijn jas. Wanneer Maigret de volgende dag in het stadje arriveert, is iedereen zeer onder de indruk van deze moord op de alom geachte monsieur Mostaguen en Maigret zet alles op alles om de dader te vinden.