Marcel is een stadsjongen uit Marseille, waar zijn vader onderwijzer is. De heerlijke zomer van 1903, als Marcel acht is, brengt de familie Pagnol door in de heuvels buiten de stad. Hij wordt verliefd op het zondoorstoofde landschap van de Provence, waar het zo bedwelmend geurt naar lavendel, tijm en rozemarijn. Met humor en warmte beschrijft Marcel Pagnol de zomervakantie vol simpele geneugten van een hecht gezin; de maaltijden, de omzwervingen met zijn broer, en de toevalstreffer tijdens de jacht die zijn vader naam en faam bezorgt in de wijde omgeving.