Gus is een oudere man die zijn gepassioneerde levensstijl en zijn niet in te tomen energie aangevreten ziet door kanker. Soms wanhopig, meestal blijmoedig gaat Gus een heftige liefdesband aan met een jonge vrouw, Veer. Zij werkt op een station, waar ze sigaretten, snoep en broodjes verkoopt aan gehaaste reizigers, zwervers en schoolkinderen. De enorme tegenstelling tussen deze twee mensen - de een extrovert, mannelijk, lichamelijk, de ander introvert, vrouwelijk, vergeestelijkt - verandert door de liefde en door de ziekte: Gus ontpopt zich als een creatieve, zachtaardige en gevoelige man, die het gevecht tegen zijn ziekte wint, en de vluchtige Veer krijgt een lichamelijke vorm. De god met gouden ballen is een bijzondere roman vol uitersten: verstilling en hevigheid, liefde en afstoting, lichaam en ziel, seks en ziekte. De obsessies, vreemde verlangens en curieuze emoties van Gus en Veer worden uiteengerafeld in de verfijnde en meesterlijke stijl die Marie Kessels tot in de puntjes beheerst. Marie Kessels (Den Bosch, 1954) schreef eerder Boa, waarvoor zij de Van der Hoogtprijs ontving, en Een sierlijke duik, waarvoor haar het Charlotte Köhlerstipendium werd toegekend. Over Een sierlijke duik: '... een intrigerende fenomenologie van het lichaam, een onvermoed rijk voertuig van emoties.' Willem Kuipers, de Volkskrant 'Zoals haar model zich toelegt op het belichamen van woorden en zinnen, zo doet Kessels op haar beurt niets anders dan woorden en zinnen bezielen. Een eigenzinnig en intrigerend boek...' Janet Luis, NRC Handelsblad 'De roman van Kessels munt uit door de haarscherpe observaties van deze toestanden van fysiek bewustzijn.' Anthony Mertens, De Groene Amsterdammer