Estha en zijn tweelingzus Rahel komen ter wereld in het paradijselijke Zuid-Indiase Kerala. Ze groeien op in het ouderlijk huis van hun mooie en mysterieuze moeder Ammu, dat zij delen met hun gedesillusioneerde grootvader, hun eigenzinnige grootmoeder, een oudtante die rouwt om haar verloren liefde voor een jezuïetenpater, en hun veelbelovende oom Chacko. De familie is ondernemend en welvarend, en de tweeling groeit voorspoedig op, maar dan is er de Verschrikking, het rampzalige voorval waardoor Estha en Rahel, nauwelijks zeven jaar oud, in een noodlottige stroomversnelling terechtkomen en elkaar voor jaren uit het oog verliezen. Het is deze tragedie die de familie als een lange slagschaduw blijft achtervolgen.
In De God van Kleine Dingen ontrafelt Arundhati Roy op een verrassende, vitale en diepzinnige manier de geschiedenis van twee bijzondere kinderen die een onbevattelijk geheim met zich meedragen.
Arundhati Roy (1959) kreeg voor haar debuutroman De God van Kleine Dingen, die in meer dan veertig talen werd vertaald, in 1997 de Booker Prize. Sindsdien publiceerde ze vijf non-fictieboeken. In 2017, twintig jaar na haar grootse debuut, verscheen haar tweede roman, Het ministerie van Opperst Geluk. Ze woont in Delhi.