Melle werd wakker. Niet door de regen die op de ramen tikte. Ook niet door de wind die buiten een fluitconcert gaf. Hij werd wakker omdat hij voelde dat hij niet alleen was. Langzaam opende hij zijn ogen. Zonder te bewegen keek Melle naar rechts. Door een kier in het gordijn zag hij de maan. Die leek op een koek waar iemand een grote hap uit genomen had. Melle tuurde voorzichtig door zijn wimpers naar links. Toen zag hij het. Melle moest zijn best doen om niet te schreeuwen. ER ZAT IETS OP DE RAND VAN ZIJN BED!