Waarom treuzelt hij, Nuadu Argaitlem, de bastaardprins die werd verbannen van het hof van de Hoogkoningen van Ierland, om een poging te doen zijn verloren burcht Tara te herwinnen? Waarom geeft hij er de voorkeur aan als een halfwilde te jagen met de wolven in het schemerduister van het wolvenwoud? Immers, de situatie vraagt erom. Tara is in handen gevallen van de brute reuzen van Gruggach, die erom bekend staan prille maagden te roven, van hun eer te ontdoen en, net als alle andere mensen die in hun handen vallen, op hun rooster te braden. En de reuzen staan niet alleen. Zij weten zich gesteund door de veile Mantelmaker, de gruwel die voortdurend op zoek is naar slachtoffers voor zijn monsterachtige Zielenvreters. Naar deze onheilspellende wereld komen twee buitenstaanders uit de verre toekomst, de mensenkinderen Fenella en Floy. Ze worden opgevangen door Fael-Inis, de gouden engel, en door hem tot ver in de diepten van het wolvenwoud geleid. Want Fael-Inis heeft zo zijn eigen plannen met het tweetal, en niet in de laatste plaats omdat zijn dochter Vlam op het punt staat zich tegen zijn en haar zin te verbinden met Inchbard, de koning der reuzen.