Je hoefde het blad maar met het logo naar buiten uit de zak van je jasje of handtas te laten steken en de wereld wist dat je links was. Vrij Nederland werd in de jaren zestig en zeventig hét paspoort van het linkse levensgevoel.
‘Wij controleren de macht,’ zei hoofdredacteur Rinus Ferdinandusse steevast. En dat deed Vrij Nederland dan ook, door de ene na de andere belangenvervlechting tussen het bedrijfsleven en politici, vooral katholieke, bloot te leggen. Maar het blad bloeide ook op door columnisten als Tamar (Renate Rubinstein) en Piet Grijs (Hugo Brandt Corstius); door de interviews van Bibeb, die als eerste Nederlandse interviewer het persoonlijke publiek maakte; door een hausse aan erotische contactadvertenties (‘Zettertjes’); en door diepgravende slow journalism, waarin al twintig jaar voor Pim Fortuyn en Geert Wilders het volk van Nederland buiten de grachtengordel het woord kreeg.
De korte zomer van het linkse levensgevoel eindigde in de jaren tachtig, toen de economie in het slop raakte, Ruud Lubbers zijn no nonsense beleid afkondigde, en Vrij Nederland verzonk in gekrakeel over intern antisemitisme en geheimzinnige anonieme brieven.
John Jansen van Galen schreef het meeslepende verhaal van de gloriejaren van Vrij Nederland. Hij weet met een ragfijne pen de atmosfeer, de bezetenheid en de botsende persoonlijkheden van een weergaloos weekblad tot leven te brengen.