In zijn verhalen onderzoekt Sybren Polet hoe de realiteit kan worden omgevormd tot een wereld die bestaat uit mogelijkheden. Zo maakt in het titelverhaal ¿De gouden tweehoek¿ een man een avontuurlijke reis naar een geheimzinnige nederzetting in de Aziatische jungle waar hallucinerende middelen worden geproduceerd, en waar zijn afdaling begint in de verlokkingen van de verbeelding. In ¿De reis naar Osnabrück¿ laat een man zijn reisdoel bepalen door het toeval, wat hem de mogelijkheid biedt zijn gestolde werkelijkheid te ontvluchten. ¿Ventje¿ is het verlangen naar de paradijselijke staat van zijn, een fantasiebeeld van een cultuur waarin nog niets vastligt. Zelfs de dood kan in zijn verhalen worden aangepast: in ¿Het gepijnigde haar¿ vult een man in zijn fantasie het geheim gehouden verleden van zijn dode moeder in om te weten te komen wie ze was. En in ¿De dodenboot¿ gebruikt een hoofdpersoon pendelpilletjes om op en neer te kunnen reizen tussen werkelijkheid en verbeelding.
In de eerste afdeling van De gouden tweehoek zijn het vooral de taalavonturen die de lezer in de ban houden, in tweede afdeling kan hij zich laten meeslepen door levensavonturen. Wat de twee afdelingen bijeenhoudt, is het plezier van het vertellen, het avontuurlijke spel dat geen grenzen erkent en daarmee alles mogelijk maakt ¿ in de taal en in de werkelijkheid.