Carine wordt gevonden, ze is verdronken. Lila wil weten wie zij was, wie Mette was, en wie er schuilging achter haar zelfverzekerde, vrijgevochten moeder. Ze vertrekt naar Frankrijk, naar de streek waar haar moeder vandaan kwam, maar die ze uit haar hart schrapte, de plek waar oom Joseph nog woont. Daar vindt ze een potdicht verleden. Oom Joseph spreekt louter in verzonnen woorden, de dorpsgemeenschap praat niet met buitenstaanders. ‘Hier gebeurt nooit iets,’ hoort Lila steeds.
En dan ontmoet ze soeur Élodie.