Franciscus, de rijke koopmanszoon uit Assisi, trekt de lompen aan van een bedelaar en zal zijn leven in armoede wijden aan Christus. De troubadour, die hij ooit geweest is, wordt de zanger voor God. Franciscus verbroedert met iedereen. Hij spreekt tot de vogels want het zijn geen dieren meer, maar zusters en broeders. Franciscus is hier uitgebeeld in zijn zoeken en zijn onzekerheid. Als de temperamentvolle dromer-dichter die het soms moeilijk heeft met ‘verstandige’ volgelingen en bezorgde beschermers. Maar vooral is hij de vereerde heilige: moedig en consequent geeft hij alles voor zijn ideaal.