Een rechercheur van de toenmalige Rijkspolitie krijgt een strafoverplaatsing naar het Oost-Groningse platteland. Hij moet daar inburgeren in een boerendorp waar twee streng christelijke geloofsgroeperingen rivalen van elkaar zijn. Hij is gescheiden maar wordt verliefd op een getrouwde vrouw, wat behoorlijk problematisch is in een gemeenschap waarin iedereen elkaar kent en op elkaar let. Hij komt tot de ontdekking dat in deze streng christelijke agrarische omgeving toch ook ernstige misdrijven worden gepleegd. In een sfeer van bijgeloof, vooroordelen, roddel en achterklap moet hij zijn taak als politieman uitvoeren. Dit alles speelt zich af in de zestiger jaren van de vorige eeuw.