Filou besluit de oude vrouw te helpen en belandt zo in een magische wereld. Ze moet alles op alles zetten, want niet alleen zijzelf, maar deze hele wereld verkeert in gevaar.
Hoestend krabbelde ze overeind. Om haar heen staken donkere, gladde stammen de lucht in. De bast van de bomen glom donkerblauw en de bladeren leken dunne, kriebelige vingers. Ze stonden in een wijde cirkel rond iets dat op een meertje of een bron leek. Een spoor van modder en gebroken riet liep van de rand naar Filou. Het water was zwart en vast heel diep. Het zonlicht drong niet door tot de bodem.
Ze haalde diep adem en snoof de lucht. Waar wás ze? De Sleutelsteen klemde ze nog altijd in haar hand. Koud nu, als een gewone steen.
Het zilveren licht was weg. Maar Filou wist dat de Stéén dit had gedaan. Er moest een poort geopend zijn toen ze hem omhoog hield. Zoals eens Shohana...
Ze rilde plotseling.