In De helaasheid der dingen keert de schrijver terug naar zijn geboortegrond in Reetveerdegem. We maken kennis met zijn vader, Pierre, die zijn paar uur oude zoontje in een postzak op zijn fiets langs alle kroegen van het dorp rijdt om hem aan zijn vrienden te tonen; zijn grootmoeder, wier nachtrust al te vaak verstoord wordt door de politie als die weer eens een van haar dronken zonen thuis komt afleveren; en niet te vergeten de werkloze nonkels Potrel, Herman en Zwaren, voor wie een wereldkampioenschap zuipen het hoogst haalbare is en die leven volgens het adagium 'God schiep de dag en wij slepen ons erdoorheen'. De helaasheid der dingen is zowel een gevoelige ode aan als een hilarische afrekening met het dorp van een jeugd. Verhulst is een sterk stilist, die met veel gevoel voor timing en vertelkracht de aandacht van zijn lezers vasthoudt van de eerste tot de laatste bladzijde.
'Hij is een van de grootste, meest woeste talenten van de Vlaamse letteren, die het in zich heft een roman te schrijven zoals een eenentwintigste-eeuwse Louis Paul Boon dat zou doen.' - Arjen Fortuin, NRC Handelsblad