Door een onbekende koranleraar worden Ibrahimah en Etiènne meegenomen vanaf het platteland naar de stad Dakar. De ouders van de zesjarige Ibrahimah zijn ervan overtuigd dat hij met zijn neef Etiènne naar de koranschool gaat, maar als de jongens in de stad zijn aangekomen, worden ze de straat op gestuurd om te bedelen en de zakken te vullen van maraboet Ahmed, de koranleraar. Hun bittere lot kent twee kanten: ze moeten zowel de wrede maraboet binnenshuis als het rauwe bestaan op de straat overleven. Alleen wanneer ze elkaar beschermen en voor elkaar opkomen, maken ze een kans om heelhuids naar hun ouders terug te keren. De hoop dat ze op een dag weer herenigd zullen zijn met hun familie, is het enige wat de jongens op de been houdt.