In een enorme woedebui smijt de bijna negentigjarige generaal Eduard Beelaerts van Blokland een beeldje van een olifant kapot dat hij ooit van wijlen prins Bernhard heeft gekregen. Pas als de troebele blik in zijn oude ogen opklaart, ziet hij wat er tussen de resten van het gebroken beestje ligt.
Kort daarna wordt een touringcar opgeblazen. Geen van de negentien inzittenden, allen redactieleden van het zieltogende weekblad De Vrije Klaroen, overleeft de aanslag. Waarom moest het weekblad verdwijnen?
De vijftigjarige Jelle van Zetten, oud-redacteur van De Vrije Klaroen, ontvangt een brief waaruit hij denkt op te kunnen maken waarom zijn oud-collega’s zijn vermoord. Het heeft alles te maken met het kapotte olifantje, een oude geheime dienst die nieuw leven wordt ingeblazen en een greep naar de macht.
Ferdinandusse en Ross weten hun talenten in De huid van de olifant weer zo te combineren dat deze misdaadroman, die leest als een trein, de lezer zal achterlaten met het zweet in zijn handen.