Hij is een briljante wiskundeprofessor met een merkwaardig probleem. Sinds een traumatisch ongeluk leeft hij met een korte termijngeheugen van slechts tachtig minuten. Zij is een gevoelige maar scherpzinnige jonge huishoudster met een tienjarige zoon, ingehuurd omvoor hem te zorgen.
Elke ochtend, als de professor en de huishoudster opnieuw kennismaken, bloeit er een vreemde, prachtige relatie tussen hen op. De professor mag dan niet meer weten wat hij als ontbijt at, zijn geest is nog steeds vol van elegante vergelijkingen uit het verleden. Hij ontwikkelt slimme wiskundige raadsels – gebaseerd op haar schoenmaat of haar verjaardag – en de getallen, in al hun sprekende orde, onthullen eenpoëtische wereld aan zowel de huishoudster als de tienjarige jongen die hem adoreert. Met elke nieuwe vergelijking groeit tussen de drie verloren zielen een affectie die mysterieuzer is dan imaginaire getallen en een band die dieper gaat dan herinneringen.
De huishoudster en de professor is een betoverend verhaal overwat het betekent omin het heden te leven, en over de merkwaardige vergelijkingen die een gezin kunnen vormen.