Op de binnenplaats van een scheefgezakt huis, net buiten het dorp, staat een vreemdsoortig bouwsel. Het lijkt wel een schip, een schip op hoge poten. En op het dek van het schip heeft Loor zich verschanst. Ze heeft de touwladder opgehaald, want ze is niet van plan naar beneden te komen voor ze gewonnen heeft. Vanaf haar hoge plaats houdt zij de schuur in de gaten: ze zal de 'IJzeren Hemel' verdedigen tot ze erbij neervalt.
In de IJzeren Hemel vindt Loors opa de ene wonderlijke machine na de andere uit: de Rattenpletter, de Kinderslinger, de Mensenval, de alles verslindende Zwelgmans......... Er is geen plek op de wereld waar Loor zich zo thuis voelt als in die rommelige schuur. Totdat zij verschijnt, de vrouw die opa behekst, zijn machines wil ontvoeren en tentoonstellen, de vrouw die Loors hele wereld op zijn kop zet.
Het is begin maar. Het is ijskoud en het regent. Het wordt nacht en nog altijd zit Loor in haar eenzame schip. In en om grootvaders huis begint het behoorlijk te spoken.
In de IJzeren Hemel vindt Loors opa de ene wonderlijke machine na de andere uit: de Rattenpletter, de Kinderslinger, de Mensenval, de alles verslindende Zwelgmans......... Er is geen plek op de wereld waar Loor zich zo thuis voelt als in die rommelige schuur. Totdat zij verschijnt, de vrouw die opa behekst, zijn machines wil ontvoeren en tentoonstellen, de vrouw die Loors hele wereld op zijn kop zet.
Het is begin maar. Het is ijskoud en het regent. Het wordt nacht en nog altijd zit Loor in haar eenzame schip. In en om grootvaders huis begint het behoorlijk te spoken.