Alma is tien jaar oud als ze in 1939 door haar ouders naar familie in de Verenigde Staten wordt gestuurd om aan de nazi’s te ontkomen. Het verdriet om haar in Polen achtergebleven vader en moeder, die de naziterreur niet zullen overleven, wordt slechts verzacht door de vriendschap met haar achterneef Nathaniel en met haar vriendje Ishimei, de zoon van een Amerikaans- Japans echtpaar. De vijandschap waarmee de Amerikaanse samenleving hen bejegent tijdens en na de Tweede Oorlog – Alma is een vluchteling, Nathaniel Jood en Ishimei Japanner – brengt hen bij elkaar. Ishimei wordt Alma’s grote liefde, maar zij trouwt met Nathaniel. Toch blijven hun levens met elkaar verbonden, want zij delen een afschuwelijk geheim. Jaren later wordt dit verhaal ontrafeld door Alma’s kleinzoon Seth, die Alma regelmatig komt opzoeken in het bejaardentehuis. Daar leert hij de verzorgster Irina kennen, een jonge vrouw met een getroebleerd verleden. Tussen Seth en Irina ontstaat voorzichtig iets moois, maar ook Irina moet zich eerst bevrijden van wat zij jarenlang geheim probeerde te houden.