Op zijn twintigste was hij koning van Macedonië, op zijn vijfentwintigste regeerde hij over half Azië. Door de een bewonderd om zijn ongeëvenaarde militaire overwinningen, door de ander verguisd om zijn gruweldaden. Alexander de Grote is misschien wel de bekendste historische figuur en er zijn boekenkasten vol over hem geschreven. De eerste twee decennia van zijn leven zijn echter tot nu toe een mysterie gebleven: het is een periode omgeven met mythes en legenden. In dit buitengewone boek reconstrueert Alex Rowson aan de hand van recente archeologische vondsten het verhaal van de vormende jaren van de Macedonische prins. Hij vertelt over de stormachtige relatie tussen Alexanders ouders, koning Philippus ii en prinses Olympias, over zijn opleiding door Aristoteles en over zijn strenge militaire training. Het zijn deze jaren waarin de basis werd gelegd voor Alexanders ontembare ambitie, veroveringsdrang en briljante mengeling van brutaliteit en genialiteit die hem zo ver zouden brengen. Met schop, spaan en houweel verzamelt Rowson de brokstukjes van dit verbrijzelde verleden en schrijft hij een nieuwe geschiedenis. Het vergeten verhaal van de jonge Alexander komt bovengronds – eindelijk.