Michael King, ooit chefkok, is dakloos en depressief. Op een nacht vindt hij een zwerfkatje, even hongerig en vies als hij. Michael noemt haar Tabor en de twee worden onafscheidelijk. Wanneer de winter nadert trekken ze richting Californië. Bij de dierenarts blijkt dat Tabor is gechipt en dat haar eigenaar nog steeds naar haar op zoek is.