Het autobiografische De kelder begint in 1947, als de zestienjarige gymnasiast op weg naar school plotseling besluit zich te onttrekken aan het in zijn ogen zinloze leven dat hij tot dan toe heeft geleid en zich als leerjongen meldt bij een kruidenierswinkel in een achterstandswijk. De sporen van de oorlog zijn nog overal zichtbaar, bij de afgeschrevenen, asocialen en criminelen van de wijk, bij zijn ontredderde familie en in de Oostenrijkse maatschappij als geheel. De jonge Thomas Bernhard ondergaat en registreert alle dramatische situaties en gebeurtenissen en slaagt erin overeind te blijven, waarbij zijn liefde voor muziek en de ontdekking van zijn zangstem voor hem een noodzakelijk tegenwicht vormen.