Mensen hebben altijd een paradoxale verhouding met wolven onderhouden. De wolf, kameraad in de oertijd en stamvader van alle honden, ontwikkelde zich na de oudheid tot de duivel in persoon. Eeuwenlang is hij met alle middelen bestreden - tot er, recent, een kentering kwam. Steeds meer mensen noemen hem nu 'de kroon op het moderne natuurbeleid'.
De kinderen van de nacht is het verslag van een zoektocht naar de wilde wolf én naar de wolf in de mens - met onverwacht resultaat. Behalve een zinnebeeld van wreedheid en vraatzucht blijkt de wolf het symbool van mystieke krachten en seksuele oerdriften; een dier dat naast angst ook bewondering en genegenheid oproept.