De kleine kapitein heeft een vreemde brief gevonden in een van de zeven kisten met schatten, die hij op zijn laatste reis van de zeerover Schobbebonk heeft afgepakt. 'Aan de grote heer van Schrik en Vreze,' staat er op het oude, vergeelde en verkreukelde papier. Het is een vreemde brief met een onleesbare handtekening eronder. Wie zou die briefschrijver zijn? vraagt de kleine kapitein zich af. En wie is de grote heer van Schrik en Vreze? Want daar moet de schat naartoe, dat begrijpt hij wel. Maar waar woont die heer?
De Grijze Schipper kan het hem vertellen. Maar hij vindt dat de kleine kapitein er niet heen moet gaan: '...want de grote heer van Schrik en Vreze woont in het Wazige Oosten. En in het Wazige Oosten kom je geen haven binnen met je schip. Daar hebben ze koperen kanonnen en met die koperen kanonnen schieten ze alles lek wat vreemd is.'
De kleine kapitein gaat toch. Met zijn zelfgebouwde schip de Nooitlek en zijn voltallige bemanning zet hij koers naar het Wazige Oosten om de vreemde heer te bezoeken. Het wordt een lange reis...