In De koers van de eeuw voert de poëzie van de binnenwereld naar de buitenwereld en van de buitenwereld weer naar de binnenwereld. De lezer wordt in nu eens dreigende, dan weer ontroerende gedichten getroffen door een aantal van zijn onuitputtelijke thema’s: de kindertijd – het kind dat niet gezien wordt of verdwijnt – het gevecht met de vader, de liefde voor de ene. De lezer maakt een sterk muzikaal gecomponeerde reis van de wieg naar het graf, en in het licht van de dood wordt de balans opgemaakt. Maar de dichter slaat ook een nieuwe weg in, en komt met een verontrustende evocatie van onze wereld en onze tijd. In De koers van de eeuw razen we in sterke sprekende beelden weliswaar op de afgrond af, maar voorlopig gaat alles goed.