Aan het eind van de negentiende eeuw schreef Louis Couperus drie boeken: Majesteit (1893), Wereldvrede (1895) en de korte novelle Hooge Troeven (1896). Tijdens zijn leven waren deze zogenaamde ‘koningsromans’ zijn meest populaire, meest verkochte en meest vertaalde boeken.
In Couperus' tijd waren er twee houdingen ten opzichte van de monarchie: enerzijds de idealistische die in de vorst een verheven figuur zag met 'een gouden druppel bloed' in zijn aderen, die een voorbeeld was voor zijn volk, en anderzijds de anarchistisch-socialistische die het hele instituut zag als een anachronisme dat zo snel mogelijk moest verdwijnen. Beide opvattingen komen in Couperus' koningsromans aan bod. Zijn vorsten geloven in hun 'heilige' missie, maar keizer Othomar komt om het leven door een anarchistische aanslag. Hij wordt doodgeschoten tijdens een uitvoering van Verdi's opera Aïda.