In DE KOPSTOOT beschrijft Émile Zola schitterend de opkomst en ondergang van Gervaise Macquart, de tragische heldin van deze roman. Gervaise komt met haar minnaar Lantier en twee kinderen vanuit de Provence naar Parijs om haar geluk te vinden. Ze probeert als wasvrouw de kost te verdienen, maar het gaat al snel fout als Lantier haar verlaat. Dan ontmoet ze de goedaardige zinkwerker Coupeau, bijgenaamd Loe-Likeur, en trouwt met hem. Met hard werken en inventiviteit weet ze haar eigen wasserette te beginnen. Aan de voorspoed komt een eind wanneer Coupeau van het dak valt, zijn werk laat versloffen en aan de drank raakt. Dan komt Lantier zijn plek weer opeisen. De totale aftakeling volgt vanzelf. Zola situeerde de roman (oorspr. titel: L’ASSOMMOIR) in de Parijse volkswijk Goutte d’Or en bestudeerde de taal van de straat en de arbeidsklasse. De roman bracht hem roem en rijkdom, maar de toenmalige conservatieve critici keurden zijn realistische schets van armoede in de arbeidersklasse af, noemde hem de ‘romancier van het gepeupel’ en ‘De Homerus van de beerput’, en vonden het ‘geen realisme maar smerigheid; geen rauwheid maar pornografie’. ‘Een van de heerlijkste romans van Zola, vol drankzucht, Parijse straattaferelen en sociaal onrecht.’ NRC HANDELSBLAD