Achttien jaar is Thomas Bernhard in het autobiografische De kou als hij wordt opgenomen in een longsanatorium. Overgeleverd aan een regime van hautaine artsen en onverschillige zusters en te midden van mismoedige medepatiënten kampt hij met de meest tegenstrijdige gevoelens. ‘Nee, ik hoorde daar niet meer bij, de vergissing was opgehelderd, ik had mijn waarnemerspost weer betrokken. Degenen die hier naar buiten werden gedragen en afgevoerd in een lijkwagen hoorden bij een andere mensenklasse, ze hadden met mij niets te maken. Zij waren de getroffenen, zij waren de ten dode opgeschrevenen, niet ik.’