‘Zullen we de bloesems enkel bewonderen op het hoogtepunt van hun bloei en de maan alleen als er geen wolken staan? Verlangen naar de maan terwijl je het ziet regenen; de blinden neerlaten en niets van het verloop der lente weten is nóg bekoorlijker en aangrijpender. Wat valt er veel te bewonderen aan een twijg die net opbloeit, of aan een tuin bezaaid met verwelkte bloesems!’
De Japanse dichter en essayist Kenkō leefde van ongeveer 1283 tot 1352. De 243 schetsen en essays die hij vergaarde in De kunst van het nietsdoen hebben een blijvend stempel gedrukt op de Japanse cultuurgeschiedenis. Kenkō was doordrongen van een diep besef van de aardse vergankelijkheid en een heimwee naar de gloriedagen van het keizerlijk hof, maar de anekdotes die hij vertelt bieden ook een kostelijk portret van de liederlijke monniken en excentrieke edelen die hem omringden. De kunst van het nietsdoen is de eerste volledige Nederlandse vertaling van een geliefd klassiek werk.