Chris Van Camp neemt de lezer mee in de laatste zeven levensdagen van haar hoogbejaarde moeder. Ze hebben wel vaker afscheid genomen, met stille trom of slaande deuren. Voor de moeder was ‘wat dé mensen zouden denken’ van levensbelang, terwijl voor de dochter de waarheid over haar bastaardschap levensnoodzakelijk was. Uitgerekend in die woordeloze, intense lange dagen komt de auteur het boek van de vergeten Poolse Kazimierz Dabrowski tegen. Zijn positieve desintegratie theorie, die al dat vallen en opstaan rechtvaardigt, voelt als thuiskomen. Het verklaart haar té felle emoties, haar onnoemelijke pijn, haar zucht naar autonomie, maar ook haar veerkracht. Deze aha-erlebnis zorgt ervoor dat ze haar deviante jeugd en de bijbehorende vloedgolf van haarscherpe, vaak pijnlijke herinneringen als haar ware erfenis gaat koesteren.