De verhalen in De landweg spelen zich grotendeels af op het Zwitserse platteland aan het begin van de twintigste eeuw, een tijdperk waarin het archaïsche en het moderne samenkomen. Ullmann laat haar personages worstelen in een onheilspellende wereld waar de dood, eenzaamheid en fragiele schoonheid alomtegenwoordig zijn.
Een jonge vrouw lift mee op een wagen en neemt plaats op een kist waarin een slang zit; een jongen komt in het bos tegenover de 'vreugdevolle razernij' van een roedel herten te staan en wordt vertrapt. In elk verhaal toont Ullmann zich een meesterlijk observator van de kwetsbare mens. Haar proza is eigenzinnig, mysterieus, haar stijl zintuiglijk; haar verhalen worden vaak vergeleken met het werk van Robert Walser.