De Letterdodersclub is een geheim genootschap van zelfverklaarde ‘bedenkers’ die, om de zuiverheid van hun concepten te bewaren, niets op papier zullen zetten. (Wat is een doorsnee schrijver van verhalen anders dan een volleerd bedenker van ideeën?) De logica van de club is strikt en compromisloos. Elke zaterdag komen de leden bijeen in een met vuur verlichte kamer vol lege zwarte boekenplanken, waar ze ernaar streven elkaar te overtreffen door steeds onwaarschijnlijker, steeds perfectere concepten te ontwikkelen: een repetitie van Hamlet die wordt gekaapt door een acteur die met de rol verdwijnt; het dubbelleven van een vrolijke middeleeuwse geestelijke dat ontspoort door een kostuumwissel; een door een machine bestuurde wereld die de geesten van mensen gevangen houdt terwijl hun lichamen worden ingelijfd; een dode Romeinse schrijver die aan deze kant van de rivier de Acheron is gestrand. Maar in dit boek, dat zich afspeelt in het onheilspellende Sovjet Moskou van de jaren twintig, wantrouwen de leden van de club elkaar op een vreemde manier, terwijl ze allemaal in de ban zijn van de despotische president, en op het einde is niet te zeggen hoe dodelijk het zuiver conceptuele kan zijn.