In 1879 ruilt een doodzieke Nietzsche zijn hoogleraarsbestaan in voor een ‘briefschrijversleven’. Terwijl de verstoorde relatie met zijn zus en zijn mislukte affaire met Lou Salomé zijn zelfopgelegde isolatie versterken, voltooit hij tussen verlammende migraineaanvallen door meesterwerken als Zo sprak Zarathoestra, Voorbij goed en kwaad en zijn autobiografie Ecce homo. De brieven schetsen het beeld van een radicaal denker die, laverend tussen hoop en wanhoop, in de omkering van alle waarden een geneesmiddel vindt voor een zieke wereld. In de beruchte ‘waanzinsbrieven’ zijn we er getuige van hoe Nietzsche ten slotte zijn denkende leven in een roes van euforie besluit.