Midden in een broeierige hittegolf ontvangen twee jonge dertigers met de post een heremietkreeft. Kort daarna kondigt een vriendin aan dat ze in verwachting is, wat bij het koppel oud verdriet naar boven haalt. Hun wereld is misschien wel onze nabije toekomst: de postbezorging is overgenomen door Amazon, drones bewaken de openbare orde, rijken migreren naar het koelere noorden. Met hun jeugdvrienden filosoferen ze over hoe alles anders had kunnen zijn, over tijdreizen, over het koloniseren van andere planeten, over het leven dat hun beloofd is en het leven dat ze gekregen hebben. Gaandeweg lijken tijd en ruimte in de hitte te versmelten: herinneringen vloeien door elkaar, oude Europese mythes verweven zich met het heden, geesten komen tot leven. Het lijkt wel alsof de hele geschiedenis van de mensheid zich verzet tegen het uitsterven. Jens Meijen vraagt zich in zijn debuutroman af hoe we een zinvol leven kunnen opbouwen, of het wel rechtvaardig is om in dit klimaat nog een kind op de wereld te zetten, en welke verantwoordelijkheid we dragen voor andere levensvormen op onze aarde.