In deze bundel verkent Merel van Slobbe intimiteit in het tijdperk van internet, popcultuur, metropolissen en virtual reality. Etherische avatars en verdwaalde realitysterren spoken door de gedichten. Steeds staan spanningen centraal: tussen intimiteit en vervreemding, lichamen en data, sensualiteit en kunstmatigheid, magie en machines. Tegelijkertijd wordt fluïditeit gevierd. Grenzen vervagen, zowel inhoudelijk als qua vorm: poëzie versmelt met proza en essayistiek, in een overvloed van tekst en beeld.