Als tijdens een vliegende storm in november 1836 de Belle of Wilmington voor de Engelse kust op een zandbank loopt, zet de opvang van de Amerikaanse bemanning het gezapige vissersdorp Wherrytown op zijn kop. Vooral de aanblik van Otto, de zwarte kombuishulp, veroorzaakt sensatie. In de enige herberg die het dorp rijk is, logeert ook Aymer Smith: Londenaar, idealist, maagd en mede eigenaar van de zeepfabriek waarvoor de dorpelingen zeewier verzamelen. Hij is naar Wherrytown gekomen om de mensen persoonlijk te vertellen dat hun zeewier niet langer nodig is voor de zeepfabricage. Met de beste bedoelingen ontfermt de praatgrage wereldverbeteraar zich over het welzijn van dorpsbewoners en drenkelingen en richt daardoor groot onheil aan.